Fielding (ENG / NL)
1997, Portalen, Hundige DK
Making a painting show focussing on open fields
From 17 January till 6 April the exhibition “fielding” was held in Portalen (Rotterdam). The name “fielding” refers to play on a field, to catch and return a ball. In this exhibition “fielding” also means that the exhibited works go beyond the actual physical frame they are given; they are characterized by monotony and seriality. There is no institutional or cultural criticism involved. They are in every sense open fields.
The concept of “fielding” was, since 1995, developed by the danisch painter Bodil Nielsen and Wapke Feenstra over a period of two years. Fruitful dialogue with the participating artists and with the authors of the catalogue (Dutch philosopher Reneé van de Vall and Danish arthistorian Mikkel Bogh) preceded the exhibition in Portalen. The driving force behind “fielding” was a thorough theoretical investigation of certain aspects of contemorary art. The goal has been to create a comprehensive exhibition, visually as well as theoretically. There was a multitude of art forms that frequently slide without effort into one another. Conventional boundaries were replaced by the relation between sensing and significance.
Eight European artists present work that all bear witness of commitment to and reckoning with painting. They work with light, schulpture, painting, prints and enviroment, including the urban surroundings of the exhibition space. Their works refer to space and spacial qualities, colour and form, colour and space and colour and social enviroment.
Of all eight artists, Wapke Feenstra is the least surface-fixated. She directly integrates personal reminicence as a spatial and temporal dimension. Her work seems to involve an appeal of some form of empathy from the viewer. The paintings see-saw constantly between an adumbrated dimention of depth and a single-coloured, two-dimentional surface. The recognizable objects have been thorn out from their usual connections, enlarged and intensified. The aesthetic potential of her works stands and falls with their capacity to step forward into the space, to expand, to increase and perhaps to displace it.
Besides the initiators Wapke Feenstra and Bodil Nielsen other participants of “fielding” were: Kathrin Böhm (Germany), Marian Breedveld (Netherland), Milena Bonifacini (Denmark), Hans Holten (Denmark) Bodil Nielsen (Denmark), Damien Cabanes (France) and Leni Hoffmann (Germany).
NL
Vanaf 17 januari tot 6 april vond de expositie “fielding” plaats in Portalen (Rotterdam). De naam “fielding” verwijst naar spelen op een veld, om een bal te vangen en terug te gooien. In deze expositie betekent “fielding” ook dat de kunstwerken verder uitreiken dan het feitelijke fysieke veld waarbinnen ze aangereikt worden; dat ze gekarakteriseerd worden door monotonie en het seriële. Er is geen sprake van institutionele of culturele kritiek. Het zijn in elk opzicht open velden.
Het concept “fielding” is, sedert 1995, in samenwerking met de Deense kunstenaar Bodil Nielsen gedurende twee jaar ontwikkeld. Vruchtbare gesprekken met de deelnemende kunstenaars en de schrijvers van de catalogus (de Nederlandse filosoof Reneé van de Vall en de Deense kunsthistoricus Mikkel Bogh) gingen aan de expositie vooraf. De drijfkracht achter “fielding” was een goed doorgrond theoretisch onderzoek naar zekere aspecten van hedendaagse kunst. Het doel was om een uitgebreide expositie tot stand te brengen: zowel visueel als theoretisch. Er was een verscheidenheid van kunstvormen, die dikwijls moeiteloos in elkaar overvloeiden. Conventionele grenzen tussen kunstvormen werden vervangen door relaties tussen gewaarwording en betekenis.
Acht Europese kunstenaars tonen werken met eigenschappen die verbonden zijn en die rekening houden met de schilderkunst. Ze werken met licht, beeldhouwerk, schilderkunst, prints en omgeving, waaronder de stedelijke omgeving van de expositieruimte. Hun werken verwijzen naar ruimte en ruimtelijke kwaliteiten, kleur en vorm, kleur en ruimte en kleur en sociale omgeving.
Van alle acht kunstenaars is Wapke de kunstenaar met de geringste gerichtheid op oppervlakte. Ze integreert haar persoonlijke herinneringen direct in tijd en ruimte, Haar werk lijkt aanspraak te maken op een zekere mate van empathie bij de toeschouwer. De schilderijen wisselen constant tussen en vage voorstelling van diepte en enkelkleurige, tweedimentionale oppervlakten. De herkenbare voorwerpen zijn uit hun gewone omgeving weggehaald, vergroot en geïntensiveerd. Het esthetishe vermogen van haar werk staat of valt bij de capaciteit om in de ruimte naar voren te treden, om uit te vergroten, om te vermeerderen en om zichzelf te verplaatsen.
Naast de initiatiefnemers Wapke Feenstra en Bodil Nielsen waren andere deelnemers aan “fielding”: Kathrin Böhm (Duitsland), Marian Breedveld (Nederland), Milena Bonifacini (Denemarken), Hans Holten (Denemarken), Damien Cabanes (Frankrijk) en Leni Hoffmann (Duitsland).
1997, Portalen, Hundige DK
Making a painting show focussing on open fields
From 17 January till 6 April the exhibition “fielding” was held in Portalen (Rotterdam). The name “fielding” refers to play on a field, to catch and return a ball. In this exhibition “fielding” also means that the exhibited works go beyond the actual physical frame they are given; they are characterized by monotony and seriality. There is no institutional or cultural criticism involved. They are in every sense open fields.
The concept of “fielding” was, since 1995, developed by the danisch painter Bodil Nielsen and Wapke Feenstra over a period of two years. Fruitful dialogue with the participating artists and with the authors of the catalogue (Dutch philosopher Reneé van de Vall and Danish arthistorian Mikkel Bogh) preceded the exhibition in Portalen. The driving force behind “fielding” was a thorough theoretical investigation of certain aspects of contemorary art. The goal has been to create a comprehensive exhibition, visually as well as theoretically. There was a multitude of art forms that frequently slide without effort into one another. Conventional boundaries were replaced by the relation between sensing and significance.
Eight European artists present work that all bear witness of commitment to and reckoning with painting. They work with light, schulpture, painting, prints and enviroment, including the urban surroundings of the exhibition space. Their works refer to space and spacial qualities, colour and form, colour and space and colour and social enviroment.
Of all eight artists, Wapke Feenstra is the least surface-fixated. She directly integrates personal reminicence as a spatial and temporal dimension. Her work seems to involve an appeal of some form of empathy from the viewer. The paintings see-saw constantly between an adumbrated dimention of depth and a single-coloured, two-dimentional surface. The recognizable objects have been thorn out from their usual connections, enlarged and intensified. The aesthetic potential of her works stands and falls with their capacity to step forward into the space, to expand, to increase and perhaps to displace it.
Besides the initiators Wapke Feenstra and Bodil Nielsen other participants of “fielding” were: Kathrin Böhm (Germany), Marian Breedveld (Netherland), Milena Bonifacini (Denmark), Hans Holten (Denmark) Bodil Nielsen (Denmark), Damien Cabanes (France) and Leni Hoffmann (Germany).
NL
Vanaf 17 januari tot 6 april vond de expositie “fielding” plaats in Portalen (Rotterdam). De naam “fielding” verwijst naar spelen op een veld, om een bal te vangen en terug te gooien. In deze expositie betekent “fielding” ook dat de kunstwerken verder uitreiken dan het feitelijke fysieke veld waarbinnen ze aangereikt worden; dat ze gekarakteriseerd worden door monotonie en het seriële. Er is geen sprake van institutionele of culturele kritiek. Het zijn in elk opzicht open velden.
Het concept “fielding” is, sedert 1995, in samenwerking met de Deense kunstenaar Bodil Nielsen gedurende twee jaar ontwikkeld. Vruchtbare gesprekken met de deelnemende kunstenaars en de schrijvers van de catalogus (de Nederlandse filosoof Reneé van de Vall en de Deense kunsthistoricus Mikkel Bogh) gingen aan de expositie vooraf. De drijfkracht achter “fielding” was een goed doorgrond theoretisch onderzoek naar zekere aspecten van hedendaagse kunst. Het doel was om een uitgebreide expositie tot stand te brengen: zowel visueel als theoretisch. Er was een verscheidenheid van kunstvormen, die dikwijls moeiteloos in elkaar overvloeiden. Conventionele grenzen tussen kunstvormen werden vervangen door relaties tussen gewaarwording en betekenis.
Acht Europese kunstenaars tonen werken met eigenschappen die verbonden zijn en die rekening houden met de schilderkunst. Ze werken met licht, beeldhouwerk, schilderkunst, prints en omgeving, waaronder de stedelijke omgeving van de expositieruimte. Hun werken verwijzen naar ruimte en ruimtelijke kwaliteiten, kleur en vorm, kleur en ruimte en kleur en sociale omgeving.
Van alle acht kunstenaars is Wapke de kunstenaar met de geringste gerichtheid op oppervlakte. Ze integreert haar persoonlijke herinneringen direct in tijd en ruimte, Haar werk lijkt aanspraak te maken op een zekere mate van empathie bij de toeschouwer. De schilderijen wisselen constant tussen en vage voorstelling van diepte en enkelkleurige, tweedimentionale oppervlakten. De herkenbare voorwerpen zijn uit hun gewone omgeving weggehaald, vergroot en geïntensiveerd. Het esthetishe vermogen van haar werk staat of valt bij de capaciteit om in de ruimte naar voren te treden, om uit te vergroten, om te vermeerderen en om zichzelf te verplaatsen.
Naast de initiatiefnemers Wapke Feenstra en Bodil Nielsen waren andere deelnemers aan “fielding”: Kathrin Böhm (Duitsland), Marian Breedveld (Nederland), Milena Bonifacini (Denemarken), Hans Holten (Denemarken), Damien Cabanes (Frankrijk) en Leni Hoffmann (Duitsland).