'Grondgedachte', Wapke Feenstra (NL)
Kunstestafette Zuid Holland 2000 Krant Nummer 06, Zoetermeer. Editors Sandra Smallenburg en Martijn Verhoeven
Opa had mij verteld dat als je bij ons op het erf een gat zou graven, dat je dan direct bij de Chinezen uit zou komen. Op een dag heb ik dat gat gegraven in een wat drassig stukje erf aan de zijkant van de boerderij naast een blinde muur. Met kloppend hart en ijverig scheppend was ik aan het graven. Op een gegeven moment kon ik niet verder want de aarde loste op, het was een en al water. Vies water. “Dat moet de zee zijn”, dacht ik nog. Want de Chinezen woonden ook aan zee had ik gehoord. In die “zee” pulkte ik met een lange stok want scheppen ging allang niet meer. Flink porren en hopen dat je er door komt was mijn motto.
Angst en nieuwsgierigheid voor de nieuwe wereld waar ik blijkbaar bovenop leefde, wisselden elkaar af. Toen mijn opa de volgende dag vertelde dat er Indianen leefden onder onze grond, ging ik twijfelen aan zijn kennis. Ik stelde vragen over deze inconsistentie in zijn uitspraken. Hij zei dat de richting die je ging graven uit zou maken waar je uit kwam. Ja, ja, ik ben niet dom.
Geboortegrond, het is een letterlijk begrip in veel boerengezinnen. Ik ben ook in het huis geboren waar mijn vader is geboren en mijn grootvader is opgegroeid. Het land eromheen is generaties lang bewerkt door hun handen, hun arbeiders en begraast door hun koeien. Bebouwd met voer voor hun veestapel en er stond wat groente op voor hun gezin. Bezitters waren het. Zij waren verantwoordelijk voor die grond en leefden ervan. Grond gaf aanzien en zekerheid van overleven. Ik kan ze dromen al die verhalen uit de oorlog, van evacués en onderduikers die dankzij hun voedsel hebben kunnen overleven. De boerenbinding met de grond is sterk. Bezit betekent immers ook zorg en verantwoordelijkheid. Het is vooral hun liefde voor de grond die mij fascineert. Want als mijn vader na een lange ziekte eindelijk weer op zijn benen kan staan wil hij eerst een rondje door het land lopen. Of mijn opa die op tachtigjarige leeftijd nog steeds de taaie distels kwam verwijderen en ons uitfoeterde omdat we het gras plattrapten als we een kijkje kwamen nemen. Het land is heilig voor de boer, laat dat duidelijk zijn. Het is geen speelterrein of bouwgrond. En dat sommige gewoontes vervuilend werken voor hun land, gaat er moeilijk in. Zij zijn niet meer de baas over hun eigen grond. Want door milieuregelgeving en Europese verbanden is de autonomie van de boer al decennialang opgeheven.
Ze zijn nog wel honkvast. Grondbezitters blijven vaak zitten op hun plek, dit in tegenstelling tot nomaden. Nomaden leven een plek uit en verkassen naar de volgende plek waar nieuwe kansen en nieuw geluk hen toelacht. Toegegeven nomaden worden ook vaker verjaagd, omdat ze niet welkom zijn. Of even binnengehaald uitsluitend ter vermaak. Het nomadische is in de jaren negentig van de vorige eeuw met verve gepromoot in de kunst. Op je plek blijven was een zwaktebod. Lokale kunst is een lagere orde. Internationale vermenging met de ander ontstond door reizen en verplaatsen. Een kunstenaar die over de wereld reist en her en der een contextgebonden werk maakt is meer in trek dan de thuisblijver.
Betekent dit dat het consumeren van een plek hoger wordt aangeslagen dan het zorgen en je verantwoordelijk voelen voor die plek? Of geeft de langstrekkende kunstenaar zoveel energie dat we daarna met liefde de afwas doen? Er is een voorwaarde: het bezoek moet ons iets opleveren. Dat kan onder andere als zowel de locale als de langstrekkende kunstenaar op het moment van treffen standpunten kunnen uitwisselen zonder er bij voorbaat een oordeel op te plakken. Juist die door de thuisblijver gemaakte mogelijkheid tot uitwisseling is een verrijking omdat de nomade echte grond aantreft waar even plaats is. Dit klinkt u misschien wat ouderwets en dienend in de oren maar dat is het niet, want ik ben voor een voortdurende rolwisseling. Ik ben er een voorstander van om zelf zowel nomade als grondbezitter te zijn zonder een hogere waardering te geven aan één van beide rollen. Het communiceren over en vanuit de locatie is een startpunt. Daar heb ik al meerdere pogingen in ondernomen onder andere met NEsTWORK. Tijdens Manifesta 1 (een Europese rondtrekkende kunstbiënnale die in 1996 als eerste Rotterdam bezocht) is NEsTWORK elke dag actief geweest om informatie te verstrekken en discussies en evenementen te organiseren over het lokale. NEsTWORK bestond uit zeven Rotterdammers die met hun activiteiten enkele honderden andere Rotterdammers en gasten betrokken bij het programma van Manifesta 1. Voor NEsTWORK stelde ik de eerste teksten op die idealistisch reageerden op het aankomende internationale bezoek. Een citaat: “NEsTWORK ziet haar plek niet los van de verbindingen die er zijn. Het nest en het netwerk kunnen niet van elkaar worden gescheiden. Beide bloeden dood als de verbinding is verbroken. (...) Wat betekent dit voor de kunst en de kunstenaar? NEsTWORK wil in een tijd waarin nomadisme en rondrijdende kunstcircussen worden verwelkomd als een belangrijk vluggertje, de aandacht vestigen op de plaats van waaruit wordt gewerkt. Het innemen van plaats en het bieden van plaats, is een wisselwerking tussen gast en gast¬heer/vrouw.” En dat is gemakkelijk gezegd maar handenvol werk en vraagt een niet elitaire energie van de initiatiefnemers en een open blik naar de omgeving. Toch zal de gemiddelde Rotterdammer weinig hebben gemerkt van NEsTWORK het was duidelijk een project dat dacht en opereerde vanuit de kunst en wat zich uitstrekte naar muziek, stadscultuur en cultuurbeschouwing. Bij NEsTWORK lag daar de interesse.
En informatie en ervaringen uitwisselen met je eigen stad en met de bezoekende partij is uitsluitend interessant als hetgeen je onder de aandacht brengt je ook werkelijk interesseert. Je leert dan van elkaar. Een ander bijkomend effect was dat ik als erg verse Rotterdammer - woonde toen pas vier jaar in de stad - de stad beter leerde kennen en steeds enthousiaster werd over dit oord waar ik toevallig terecht was gekomen. Liefde voor de plek waar je woont heeft blijkbaar te maken met de energie die je erin steekt om de “grond” te leren kennen.
En om dwars door de eigen grond de ander (en daardoor je eigen grens) te leren kennen blijkt in overdrachtelijke zin echt mogelijk. Eigen standpunten en connecties worden helderder. Ik leerde niet alleen Rotterdam en andere Rotterdammers kennen, ook de internationale gasten waren mededeelzamer over hun gronden en onthaalden mij gastvrij toen ik op hun grond neerstreek.
Het zoeken naar denkbeeldige Chinezen via een gat in de grond is inmiddels al tientallen jaren vervangen door echt reizen en het treffen van echte mensen van buiten het boerenerf. Media als televisie, film, internet en leesvoer, maken tevens dat ook de niet-fysieke connecties met de buitenwereld een deel zijn van de grond waarop ik woon. Aarden doe ik niet meer op een grondstuk. Het is nu de koppeling van fysieke, mentale en virtuele ervaringen wat mij een gevoel van plaats geeft. En die plaats levert een vreemde cocktail aan emoties op. Ik raak bijvoorbeeld nog steeds ontroerd door de geur van vers gemaaid gras, stap vaak even van de fiets en inhaleer die oude vertrouwde lucht. “Geur zit erg diep”, zeg ik dan gegrond.
Kunstestafette Zuid Holland 2000 Krant Nummer 06, Zoetermeer. Editors Sandra Smallenburg en Martijn Verhoeven
Opa had mij verteld dat als je bij ons op het erf een gat zou graven, dat je dan direct bij de Chinezen uit zou komen. Op een dag heb ik dat gat gegraven in een wat drassig stukje erf aan de zijkant van de boerderij naast een blinde muur. Met kloppend hart en ijverig scheppend was ik aan het graven. Op een gegeven moment kon ik niet verder want de aarde loste op, het was een en al water. Vies water. “Dat moet de zee zijn”, dacht ik nog. Want de Chinezen woonden ook aan zee had ik gehoord. In die “zee” pulkte ik met een lange stok want scheppen ging allang niet meer. Flink porren en hopen dat je er door komt was mijn motto.
Angst en nieuwsgierigheid voor de nieuwe wereld waar ik blijkbaar bovenop leefde, wisselden elkaar af. Toen mijn opa de volgende dag vertelde dat er Indianen leefden onder onze grond, ging ik twijfelen aan zijn kennis. Ik stelde vragen over deze inconsistentie in zijn uitspraken. Hij zei dat de richting die je ging graven uit zou maken waar je uit kwam. Ja, ja, ik ben niet dom.
Geboortegrond, het is een letterlijk begrip in veel boerengezinnen. Ik ben ook in het huis geboren waar mijn vader is geboren en mijn grootvader is opgegroeid. Het land eromheen is generaties lang bewerkt door hun handen, hun arbeiders en begraast door hun koeien. Bebouwd met voer voor hun veestapel en er stond wat groente op voor hun gezin. Bezitters waren het. Zij waren verantwoordelijk voor die grond en leefden ervan. Grond gaf aanzien en zekerheid van overleven. Ik kan ze dromen al die verhalen uit de oorlog, van evacués en onderduikers die dankzij hun voedsel hebben kunnen overleven. De boerenbinding met de grond is sterk. Bezit betekent immers ook zorg en verantwoordelijkheid. Het is vooral hun liefde voor de grond die mij fascineert. Want als mijn vader na een lange ziekte eindelijk weer op zijn benen kan staan wil hij eerst een rondje door het land lopen. Of mijn opa die op tachtigjarige leeftijd nog steeds de taaie distels kwam verwijderen en ons uitfoeterde omdat we het gras plattrapten als we een kijkje kwamen nemen. Het land is heilig voor de boer, laat dat duidelijk zijn. Het is geen speelterrein of bouwgrond. En dat sommige gewoontes vervuilend werken voor hun land, gaat er moeilijk in. Zij zijn niet meer de baas over hun eigen grond. Want door milieuregelgeving en Europese verbanden is de autonomie van de boer al decennialang opgeheven.
Ze zijn nog wel honkvast. Grondbezitters blijven vaak zitten op hun plek, dit in tegenstelling tot nomaden. Nomaden leven een plek uit en verkassen naar de volgende plek waar nieuwe kansen en nieuw geluk hen toelacht. Toegegeven nomaden worden ook vaker verjaagd, omdat ze niet welkom zijn. Of even binnengehaald uitsluitend ter vermaak. Het nomadische is in de jaren negentig van de vorige eeuw met verve gepromoot in de kunst. Op je plek blijven was een zwaktebod. Lokale kunst is een lagere orde. Internationale vermenging met de ander ontstond door reizen en verplaatsen. Een kunstenaar die over de wereld reist en her en der een contextgebonden werk maakt is meer in trek dan de thuisblijver.
Betekent dit dat het consumeren van een plek hoger wordt aangeslagen dan het zorgen en je verantwoordelijk voelen voor die plek? Of geeft de langstrekkende kunstenaar zoveel energie dat we daarna met liefde de afwas doen? Er is een voorwaarde: het bezoek moet ons iets opleveren. Dat kan onder andere als zowel de locale als de langstrekkende kunstenaar op het moment van treffen standpunten kunnen uitwisselen zonder er bij voorbaat een oordeel op te plakken. Juist die door de thuisblijver gemaakte mogelijkheid tot uitwisseling is een verrijking omdat de nomade echte grond aantreft waar even plaats is. Dit klinkt u misschien wat ouderwets en dienend in de oren maar dat is het niet, want ik ben voor een voortdurende rolwisseling. Ik ben er een voorstander van om zelf zowel nomade als grondbezitter te zijn zonder een hogere waardering te geven aan één van beide rollen. Het communiceren over en vanuit de locatie is een startpunt. Daar heb ik al meerdere pogingen in ondernomen onder andere met NEsTWORK. Tijdens Manifesta 1 (een Europese rondtrekkende kunstbiënnale die in 1996 als eerste Rotterdam bezocht) is NEsTWORK elke dag actief geweest om informatie te verstrekken en discussies en evenementen te organiseren over het lokale. NEsTWORK bestond uit zeven Rotterdammers die met hun activiteiten enkele honderden andere Rotterdammers en gasten betrokken bij het programma van Manifesta 1. Voor NEsTWORK stelde ik de eerste teksten op die idealistisch reageerden op het aankomende internationale bezoek. Een citaat: “NEsTWORK ziet haar plek niet los van de verbindingen die er zijn. Het nest en het netwerk kunnen niet van elkaar worden gescheiden. Beide bloeden dood als de verbinding is verbroken. (...) Wat betekent dit voor de kunst en de kunstenaar? NEsTWORK wil in een tijd waarin nomadisme en rondrijdende kunstcircussen worden verwelkomd als een belangrijk vluggertje, de aandacht vestigen op de plaats van waaruit wordt gewerkt. Het innemen van plaats en het bieden van plaats, is een wisselwerking tussen gast en gast¬heer/vrouw.” En dat is gemakkelijk gezegd maar handenvol werk en vraagt een niet elitaire energie van de initiatiefnemers en een open blik naar de omgeving. Toch zal de gemiddelde Rotterdammer weinig hebben gemerkt van NEsTWORK het was duidelijk een project dat dacht en opereerde vanuit de kunst en wat zich uitstrekte naar muziek, stadscultuur en cultuurbeschouwing. Bij NEsTWORK lag daar de interesse.
En informatie en ervaringen uitwisselen met je eigen stad en met de bezoekende partij is uitsluitend interessant als hetgeen je onder de aandacht brengt je ook werkelijk interesseert. Je leert dan van elkaar. Een ander bijkomend effect was dat ik als erg verse Rotterdammer - woonde toen pas vier jaar in de stad - de stad beter leerde kennen en steeds enthousiaster werd over dit oord waar ik toevallig terecht was gekomen. Liefde voor de plek waar je woont heeft blijkbaar te maken met de energie die je erin steekt om de “grond” te leren kennen.
En om dwars door de eigen grond de ander (en daardoor je eigen grens) te leren kennen blijkt in overdrachtelijke zin echt mogelijk. Eigen standpunten en connecties worden helderder. Ik leerde niet alleen Rotterdam en andere Rotterdammers kennen, ook de internationale gasten waren mededeelzamer over hun gronden en onthaalden mij gastvrij toen ik op hun grond neerstreek.
Het zoeken naar denkbeeldige Chinezen via een gat in de grond is inmiddels al tientallen jaren vervangen door echt reizen en het treffen van echte mensen van buiten het boerenerf. Media als televisie, film, internet en leesvoer, maken tevens dat ook de niet-fysieke connecties met de buitenwereld een deel zijn van de grond waarop ik woon. Aarden doe ik niet meer op een grondstuk. Het is nu de koppeling van fysieke, mentale en virtuele ervaringen wat mij een gevoel van plaats geeft. En die plaats levert een vreemde cocktail aan emoties op. Ik raak bijvoorbeeld nog steeds ontroerd door de geur van vers gemaaid gras, stap vaak even van de fiets en inhaleer die oude vertrouwde lucht. “Geur zit erg diep”, zeg ik dan gegrond.