`Dorpsgezichten`, Wapke Feenstra (NL)
Catalogue Rafels, Randen en Routes 2007
Volgens mijn tante heb je dorpsmensen en andere mensen. Haar nieuwe buren zijn aardige mensen maar geen dorpsmensen zegt ze als ze de neus lichtjes optrekt. “Maar echt aardig!”, herhaald ze. Dat is vertaald voor wie haar criteria wil weten: dit zijn mensen die geen (blijvende) bijdrage zullen leveren aan het gemeenschappelijke in ons dorp. Daar zitten vooroordelen en ervaringen in de nieuwbouw achter.
In de kunst krijgen dorpen gezichten. Landschappen niet. Landschappen spreken aan en zijn er goed in om onze stemmingen een impuls te geven. Het kenmerk van een dorp is dat het naast een gezicht ook een omringend landschap heeft. En op de dorpsrand is de beleving van de coulissen waarin het dorp is neergezet het sterkst. Gronden, vermoedens en uitzichten bepalen het landschap.
Met een grondboor nemen we letterlijk de grond mee van de dorpsrand, we gaan op acht punten een meter diep. Elk dorp heeft immers acht windrichtingen op onze kompas. We fotograferen op alle acht boorpunten het uitzicht vanaf de rand. Tijdens het werken op de rand wordt met randbewoners en voorbijgangers gepraat over het uitzicht. De meegenomen grond van het dorp komt in de tentoonstelling in een zelfgemaakte “zandbak” terecht. Graaiend in de dorpsrandgrond waar opgedroogde groene klei en zanderige grond zich mengt met bladerresten en eikels, doemen met foto’s en uitspraken de coulissen van De Lutte op.
Opvallend kenmerk is dat er in de oostcoulissen een “vakantiedorp” is neergezet: Luttermolenveld heet het. Is dit de veranda van een ouder dorp? Nee, het lijkt een dorp op zich; een tweede “zandbak” waard. Zo komen er twee zandbakken met twee dorpscoulissen. En omdat De Lutte en Luttermolenveld ook in elkaars coulissen kijken, ontkomt men niet aan inmenging. De mening blijft echter anoniem, ik zeg ook niet wie mijn tante is.
Catalogue Rafels, Randen en Routes 2007
Volgens mijn tante heb je dorpsmensen en andere mensen. Haar nieuwe buren zijn aardige mensen maar geen dorpsmensen zegt ze als ze de neus lichtjes optrekt. “Maar echt aardig!”, herhaald ze. Dat is vertaald voor wie haar criteria wil weten: dit zijn mensen die geen (blijvende) bijdrage zullen leveren aan het gemeenschappelijke in ons dorp. Daar zitten vooroordelen en ervaringen in de nieuwbouw achter.
In de kunst krijgen dorpen gezichten. Landschappen niet. Landschappen spreken aan en zijn er goed in om onze stemmingen een impuls te geven. Het kenmerk van een dorp is dat het naast een gezicht ook een omringend landschap heeft. En op de dorpsrand is de beleving van de coulissen waarin het dorp is neergezet het sterkst. Gronden, vermoedens en uitzichten bepalen het landschap.
Met een grondboor nemen we letterlijk de grond mee van de dorpsrand, we gaan op acht punten een meter diep. Elk dorp heeft immers acht windrichtingen op onze kompas. We fotograferen op alle acht boorpunten het uitzicht vanaf de rand. Tijdens het werken op de rand wordt met randbewoners en voorbijgangers gepraat over het uitzicht. De meegenomen grond van het dorp komt in de tentoonstelling in een zelfgemaakte “zandbak” terecht. Graaiend in de dorpsrandgrond waar opgedroogde groene klei en zanderige grond zich mengt met bladerresten en eikels, doemen met foto’s en uitspraken de coulissen van De Lutte op.
Opvallend kenmerk is dat er in de oostcoulissen een “vakantiedorp” is neergezet: Luttermolenveld heet het. Is dit de veranda van een ouder dorp? Nee, het lijkt een dorp op zich; een tweede “zandbak” waard. Zo komen er twee zandbakken met twee dorpscoulissen. En omdat De Lutte en Luttermolenveld ook in elkaars coulissen kijken, ontkomt men niet aan inmenging. De mening blijft echter anoniem, ik zeg ook niet wie mijn tante is.