Claudine Hellweg (ENG / NL)
text published in leaflet for solo show at MKgalerie, Rotterdam, NL 2002
Spot 2001-01 to 2001-11
Through the Jar
Imagine that you’re Erik, the boy that, in Godfried Bomans’ “Het kleine Insectenboek”, finds himself the size of a snail, stranded on a lawn that has become a forest, eye-to-eye with insects. Or perhaps you’re more familiar with Alice who, at Lewis Carroll’s mercy, entered Wonderland and a tangle of spaces, times and dimensions that defied her experience of the world. Shrunk to the size of a grasshopper, the space about you is transformed. A lawn is still a lawn – but the grass you might once have walked upon is now a green vortex sucking you headlong into new worlds.
In 2001, Wapke Feenstra began work on the collection SPOT; an endless series of prints of glass jars originally full of comestibles, put to different uses in the studio. Once used for varnish, lacquer and glue – for instance while the artist completed the painted wood panels “Retouched Wood”, a growing collection of pieces started in 1996 – the jars have become encrusted with transparent, curiously shaped residues. Feenstra photographed the jars against a light box, manipulating the colour of the images on the computer before having them printed using a highly advanced reproduction method. In the final images, the markings, spots and patterns tainting the glass become eyes and jellyfish, ovum and viruses. Feenstra succeeds in creating ephemeral volumes whose blurred contours, constantly challenging the eye to stay in focus, pull us into them. That evoke spaces to roam in, get lost in, gather thoughts in or fantasise in, thought-lost.
Feenstra has a weakness for objects that, because of their very ordinariness, have no necessary meaning. She places them in a new perspective, creating the space to see them in another way – as mental spaces in which things don’t look as they usually do. In her prints, Feenstra manages this feat with the ‘through-the-jar’ method described, using other strategies for creating new – often literal &ndash perspectives in her works for the public space. Once she navigated a city from a dog’s eye-view, rendered the portrait of another by following routes spelling out “Wapke was here” on a street-map, and explored the constantly changing face of a third town by publishing an evergrowing collection of “tales of the city” on the Net (www.verhalenvandordrecht.nl).
Mandarins, sweet wrappers, buttons, pencil shavings and countless other incidental discoveries are the subjects of prints produced by the artist in the past. Depicted on voluminous stretched canvases, the gum prints lend Feenstra’s found objects a literal physicality. Saturated in intense colour, the bright orange fruit and gold candy foil seem to leap out at us, becoming part of our three-dimensional world. The toxic nature of gum printing forced Feenstra to seek a new medium for her graphic work: the giclée technique (pronounced ‘sgee-clay’). An extremely sophisticated reproduction method, giclée is used in combination with high-pigment inks that retain their colour intensity for at least a century, and affords the production of exceptionally good copies of masterpieces. The giclée method equipped Feenstra to explore shifting perspectives in the way of Bomans or Carroll. Spotted jars become her masterpieces, compelling the white walls of museums or living rooms to yield to other spaces ...
... that are left up to you, Erik or Alice.
NL
Spot 2001-01 tot 2001-11
Through the Jar
Stelt u zich eens voor dat u Erik bent, de jongen die Godfried Bomans in “Het kleine Insectenboek” laat krimpen tot het formaat waarop het grasveld een wuivend bos wordt en hij de insecten recht in de ogen kan kijken. Als u Erik niet kent, stelt u zich dan Alice voor, die dankzij Lewis Carroll in het Wonderland verstrikt raakt in ruimtes, tijden en dimensies die volkomen anders zijn dan ze gewend is van de wereld. Als u gekrompen bent tot het formaat van een sprinkhaan wordt de ruimte om u heen heel anders. Dan is een grasveld nog steeds een grasveld, maar het is niet meer een groen vlak waar u overheen loopt. Het is een groene ruimte geworden waar u in gezogen bent en waar nieuwe werelden voor u open gaan.
Sinds 2001 werkt Wapke Feenstra aan de collectie SPOT, een oneindige serie prenten van glazen potjes die eens vol jam, doperwtjes of rode bietjes zaten en daarna een nieuwe inhoud kregen in het atelier. Na hergebruik van de potjes voor vernis, lak en lijm – bijvoorbeeld om de sinds 1996 groeiende collectie beschilderde houtpanelen “Retouched Wood” af te werken – drogen de transparante stoffen er in grillige vormen in op. De gepokte en gemazelde potjes fotografeert Feenstra op een lichtbak, waarna ze de foto’s op de computer met kleur bewerkt en vervolgens laat printen met een zeer geavanceerde reproduktietechniek. Zo worden de spikkels en vlekjes en andere patronen die het glas bezoedelen omgetoverd tot ogen en kwallen, eicellen en virussen. Ze creëert er efemere volumes mee, die door de onscherpe contouren uitdagen om de ogen steeds opnieuw te focussen en zo de toeschouwer in zich opzuigen. Die ruimte scheppen om in te dolen of verdwalen, te denken of fantaseren: te dwaaldenken.
Feenstra heeft een zwak voor de dingen die niet persé iets betekenen omdat ze zo gewoon zijn. Die plaatst ze in een nieuw perspectief, zodat er ruimte ontstaat om de dingen eens anders te bekijken; zodat het mentale ruimtes worden waarin de dingen er anders uitzien dan gewoonlijk. In haar grafiek doet ze dat volgens de bovenstaande ‘through-the-jar’ methode. Bij de werken die ze voor de openbare ruimte maakt, gebruikt ze andere strategieën om veelal letterlijk nieuwe perspectieven te creëren. Zo verkende ze eens een stad vanuit het perspectief van honden, een andere stad portretteerde ze door er routes te lopen die op een plattegrond de tekst “Wapke was hier” opleverden. En een derde stad krijgt voortdurend een nieuw aanzien in een steeds groeiende verzameling verhalen van de straat, die op een website (www.verhalenvandordrecht.nl) worden gebundeld.
Mandarijnen, bonbonpapiertjes, knopen, potloodslijpsel en nog veel meer terloopse objecten spelen de hoofdrol op de prenten die Feenstra in het verleden maakte. Ze krijgen in deze vaak letterlijk ‘body’ door het volumineus opgespannen doek waarop ze zijn afgebeeld. Maar vooral het intense kleurgebruik duwt het fel oranje fruit en de goudgele papiertjes etc. de ruimte in alsof ze niet 2-, maar 3-dimensionaal zijn. Omdat de gomdruktechniek bijzonder ongezond bleek, moest Feenstra een nieuw medium zoeken voor haar grafische werk. In de giclée (uit te spreken als zjie-klee) druk vond ze een equivalent voor de gomdrukken. De geavanceerde reproduktietechniek, gebruikt in combinatie met hoog-gepigmenteerde inkten die tenminste 100 jaar hun intense kleur behouden, maakt het mogelijk om bijzonder goede kopieën van meesterwerken te drukken. Voor Feenstra biedt de techniek de mogelijkheid om nogmaals als een Bomans of Carroll een perspectiefwissel te bewerkstelligen. Simpele besmeurde jampotjes worden haar meesterwerken die de witte wanden van museum of huiskamer doen wijken om zicht te bieden op ...
... dat is aan u, Erik of Alice.
text published in leaflet for solo show at MKgalerie, Rotterdam, NL 2002
Spot 2001-01 to 2001-11
Through the Jar
Imagine that you’re Erik, the boy that, in Godfried Bomans’ “Het kleine Insectenboek”, finds himself the size of a snail, stranded on a lawn that has become a forest, eye-to-eye with insects. Or perhaps you’re more familiar with Alice who, at Lewis Carroll’s mercy, entered Wonderland and a tangle of spaces, times and dimensions that defied her experience of the world. Shrunk to the size of a grasshopper, the space about you is transformed. A lawn is still a lawn – but the grass you might once have walked upon is now a green vortex sucking you headlong into new worlds.
In 2001, Wapke Feenstra began work on the collection SPOT; an endless series of prints of glass jars originally full of comestibles, put to different uses in the studio. Once used for varnish, lacquer and glue – for instance while the artist completed the painted wood panels “Retouched Wood”, a growing collection of pieces started in 1996 – the jars have become encrusted with transparent, curiously shaped residues. Feenstra photographed the jars against a light box, manipulating the colour of the images on the computer before having them printed using a highly advanced reproduction method. In the final images, the markings, spots and patterns tainting the glass become eyes and jellyfish, ovum and viruses. Feenstra succeeds in creating ephemeral volumes whose blurred contours, constantly challenging the eye to stay in focus, pull us into them. That evoke spaces to roam in, get lost in, gather thoughts in or fantasise in, thought-lost.
Feenstra has a weakness for objects that, because of their very ordinariness, have no necessary meaning. She places them in a new perspective, creating the space to see them in another way – as mental spaces in which things don’t look as they usually do. In her prints, Feenstra manages this feat with the ‘through-the-jar’ method described, using other strategies for creating new – often literal &ndash perspectives in her works for the public space. Once she navigated a city from a dog’s eye-view, rendered the portrait of another by following routes spelling out “Wapke was here” on a street-map, and explored the constantly changing face of a third town by publishing an evergrowing collection of “tales of the city” on the Net (www.verhalenvandordrecht.nl).
Mandarins, sweet wrappers, buttons, pencil shavings and countless other incidental discoveries are the subjects of prints produced by the artist in the past. Depicted on voluminous stretched canvases, the gum prints lend Feenstra’s found objects a literal physicality. Saturated in intense colour, the bright orange fruit and gold candy foil seem to leap out at us, becoming part of our three-dimensional world. The toxic nature of gum printing forced Feenstra to seek a new medium for her graphic work: the giclée technique (pronounced ‘sgee-clay’). An extremely sophisticated reproduction method, giclée is used in combination with high-pigment inks that retain their colour intensity for at least a century, and affords the production of exceptionally good copies of masterpieces. The giclée method equipped Feenstra to explore shifting perspectives in the way of Bomans or Carroll. Spotted jars become her masterpieces, compelling the white walls of museums or living rooms to yield to other spaces ...
... that are left up to you, Erik or Alice.
NL
Spot 2001-01 tot 2001-11
Through the Jar
Stelt u zich eens voor dat u Erik bent, de jongen die Godfried Bomans in “Het kleine Insectenboek” laat krimpen tot het formaat waarop het grasveld een wuivend bos wordt en hij de insecten recht in de ogen kan kijken. Als u Erik niet kent, stelt u zich dan Alice voor, die dankzij Lewis Carroll in het Wonderland verstrikt raakt in ruimtes, tijden en dimensies die volkomen anders zijn dan ze gewend is van de wereld. Als u gekrompen bent tot het formaat van een sprinkhaan wordt de ruimte om u heen heel anders. Dan is een grasveld nog steeds een grasveld, maar het is niet meer een groen vlak waar u overheen loopt. Het is een groene ruimte geworden waar u in gezogen bent en waar nieuwe werelden voor u open gaan.
Sinds 2001 werkt Wapke Feenstra aan de collectie SPOT, een oneindige serie prenten van glazen potjes die eens vol jam, doperwtjes of rode bietjes zaten en daarna een nieuwe inhoud kregen in het atelier. Na hergebruik van de potjes voor vernis, lak en lijm – bijvoorbeeld om de sinds 1996 groeiende collectie beschilderde houtpanelen “Retouched Wood” af te werken – drogen de transparante stoffen er in grillige vormen in op. De gepokte en gemazelde potjes fotografeert Feenstra op een lichtbak, waarna ze de foto’s op de computer met kleur bewerkt en vervolgens laat printen met een zeer geavanceerde reproduktietechniek. Zo worden de spikkels en vlekjes en andere patronen die het glas bezoedelen omgetoverd tot ogen en kwallen, eicellen en virussen. Ze creëert er efemere volumes mee, die door de onscherpe contouren uitdagen om de ogen steeds opnieuw te focussen en zo de toeschouwer in zich opzuigen. Die ruimte scheppen om in te dolen of verdwalen, te denken of fantaseren: te dwaaldenken.
Feenstra heeft een zwak voor de dingen die niet persé iets betekenen omdat ze zo gewoon zijn. Die plaatst ze in een nieuw perspectief, zodat er ruimte ontstaat om de dingen eens anders te bekijken; zodat het mentale ruimtes worden waarin de dingen er anders uitzien dan gewoonlijk. In haar grafiek doet ze dat volgens de bovenstaande ‘through-the-jar’ methode. Bij de werken die ze voor de openbare ruimte maakt, gebruikt ze andere strategieën om veelal letterlijk nieuwe perspectieven te creëren. Zo verkende ze eens een stad vanuit het perspectief van honden, een andere stad portretteerde ze door er routes te lopen die op een plattegrond de tekst “Wapke was hier” opleverden. En een derde stad krijgt voortdurend een nieuw aanzien in een steeds groeiende verzameling verhalen van de straat, die op een website (www.verhalenvandordrecht.nl) worden gebundeld.
Mandarijnen, bonbonpapiertjes, knopen, potloodslijpsel en nog veel meer terloopse objecten spelen de hoofdrol op de prenten die Feenstra in het verleden maakte. Ze krijgen in deze vaak letterlijk ‘body’ door het volumineus opgespannen doek waarop ze zijn afgebeeld. Maar vooral het intense kleurgebruik duwt het fel oranje fruit en de goudgele papiertjes etc. de ruimte in alsof ze niet 2-, maar 3-dimensionaal zijn. Omdat de gomdruktechniek bijzonder ongezond bleek, moest Feenstra een nieuw medium zoeken voor haar grafische werk. In de giclée (uit te spreken als zjie-klee) druk vond ze een equivalent voor de gomdrukken. De geavanceerde reproduktietechniek, gebruikt in combinatie met hoog-gepigmenteerde inkten die tenminste 100 jaar hun intense kleur behouden, maakt het mogelijk om bijzonder goede kopieën van meesterwerken te drukken. Voor Feenstra biedt de techniek de mogelijkheid om nogmaals als een Bomans of Carroll een perspectiefwissel te bewerkstelligen. Simpele besmeurde jampotjes worden haar meesterwerken die de witte wanden van museum of huiskamer doen wijken om zicht te bieden op ...
... dat is aan u, Erik of Alice.